Resultaten werkgevers- en werknemersonderzoeken over de toekomst van pensioen in Nederland
In de eerste maanden van 2022 heeft WTW een tweetal onderzoeken uitgevoerd gericht op de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel; één onderzoek onder werkgevers, en één (zoals dat om het jaar gebeurt) onder werknemers, dat laatste onder de titel Global Benefits Attitude Survey. 100 werkgevers met in totaal ongeveer 400.000 werknemers hebben deelgenomen aan het werkgeversonderzoek, en ongeveer 1.000 werknemers namen deel aan het werknemersonderzoek. In dit artikel gaan wij in op de belangrijkste bevindingen. Het gehele rapport (in het Engels) van het onderzoek treft u tevens op deze pagina aan.
01
Een duidelijke meerderheid vindt dat het huidige pensioenstelsel moet worden hervormd. Bijna driekwart van de werkgevers vindt dat de hervorming nodig is, terwijl meer dan de helft van de werknemers dat ook vindt.
02
Hoewel slechts 1 op de 5 werkgevers denkt dat de hervorming de perceptie van het pensioenstelsel door de werknemers zal verbeteren, beschouwen de meeste werknemers de verschillende veranderingen ( bedrag ineens, flexibele bijdrage en beleggingsopties) als positief.
03
Werkgevers met DB-regelingen zijn verdeeld tussen het vaste contract en het flexibele contract, terwijl werkgevers met DC-regelingen de voorkeur geven aan het flexibele contract.
04
Een op de vijf werkgevers met een DC-regeling verwacht direct over te stappen op een vaste bijdrage, terwijl meer dan de helft verwacht de premiestaffels te handhaven.
05
Meer dan de helft van alle werkgevers verwacht hun pensioenregeling in 2025 of eerder te wijzigen.
06
Een kwart van de werkgevers wil de pensioenwijziging aangrijpen om meer flexibele arbeidsvoorwaarden in te voeren.
Zowel werkgevers als werknemers vinden dat het stelsel veranderd moet worden. Dat geldt voor bijna drie kwart van de werkgevers (iets meer dan in 2017), en inmiddels ook voor meer dan de helft van de werknemers (vijf jaar geleden was dat nog wat minder dan de helft). Werkgevers geven aan dat zowel de betaalbaarheid, als de transparantie, als (in wat mindere mate) de evenwichtigheid van het stelsel verbeterd moet worden.
Werkgevers voorzien dat de veranderingen de toekomstbestendigheid van het stelsel ten goede zullen komen, en dat het systeem eerlijker wordt. Toch verwacht maar ongeveer een derde dat daarmee de betrokkenheid van werknemers zal verbeteren, en zelfs maar één op de vijf werkgevers verwacht dat de veranderingen de perceptie van werknemers over hun pensioen gunstig zal beïnvloeden. Dat terwijl werknemers zelf in meerderheid aangeven verandering van het stelsel nodig te vinden.
zie slide 4 tot en met 6
Werkgevers met premieovereenkomsten neigen in grote meerderheid naar de flexibele regeling, maar werkgevers met uitkeringsovereenkomsten zijn verdeeld De flexibele premieregeling is te beschouwen als een doorontwikkelde variant van de huidige premieovereenkomst, en het ligt in de lijn der verwachtingen dat bijna alle werkgevers die nu een premieovereenkomst hebben, willen overgaan naar de flexibele regeling.
Werkgevers met uitkeringsovereenkomst zijn, voor zover ze een voorkeur hebben bepaald, gelijkelijk verdeeld over de solidaire en de flexibele premieregeling. Bijna de helft van deze groep heeft nog geen uitgesproken voorkeur.
De flexibele premieregeling biedt op de pensioenleeftijd de keuzemogelijkheid tussen een vaste en een variabele uitkering. Onder oude werknemers geeft ruim de helft aan voorkeur te hebben voor de vaste uitkering, en onder laagverdienende oudere werknemers is dat percentage zelfs nog hoger.
zie slide 11 en slide 9
Voor werkgevers met premieovereenkomst die overgaan naar de flexibele premieregeling ontstaat de mogelijkheid om een leeftijdsafhankelijke premie te handhaven voor werknemers op het transitiemoment. Een vijfde van de werkgevers met een premieovereenkomst geeft aan direct over te gaan op een vlakke premie voor alle werknemers. Een op de vijf moet daar nog een keuze in maken, en drie op de vijf geeft aan te verwachten een progressieve premie te willen voortzetten voor huidige werknemers.
Hoewel het handhaven van een progressieve premie in eerste instantie aantrekkelijk klinkt, is onze ervaring in de praktijk dat sociale partners bij nadere afweging regelmatig concluderen dat overgang op een vlakke premie te verkiezen is.
zie slide 14
Van de werkgevers met uitkeringsovereenkomsten wil twee derde in 2025 of eerder overgaan naar het nieuwe stelsel, terwijl het uiterste moment om dat te doen twee jaar later is. Slechts één op de zes wil wachten tot het laatste moment.
Onder werkgevers met premieovereenkomsten is het beeld anders. Aangenomen dat de overgang in veel gevallen parallel loopt met het einde van een lopende contractsperiode zou een vrij gelijke verdeling over de vijfjaarsperiode voor de hand liggen. Uit de respons kan voorzichtig worden geconcludeerd dat een deel van de werkgevers ertoe neigt om de overgang uit te stellen richting het einde van de toegestane transitieperiode. Hoewel er van wetswege niets is dat ze daarvan hoeft te weerhouden, bestaat het risico dat de marktcapaciteit in die jaren in het geding komt als dat in al te grote getalen gebeurt.
zie slide 12
De verandering van het pensioenakkoord geeft ook reden in bredere zin naar de arbeidsvoorwaarden te kijken. Niet alleen als eventuele compensatiebron, maar ook ter modernisering ervan, nu de pensioenverandering daarvoor mogelijk momentum geeft. Bijna een kwart van de grotere werkgevers verwacht minder aan pensioen te gaan betalen, terwijl een derde van diezelfde grotere werkgevers denkt salarissen te zullen verhogen. Een op de vijf werkgevers verwacht het budget voor flexibele arbeidsvoorwaarden te zullen verruimen.
zie slide 16 en 17
Andere inzichten uit het onderzoek hebben onder meer betrekking op keuzemogelijkheden die in het nieuwe stelsel zullen ontstaan en de voorkeuren van werknemers daarin. Met name de keuzemogelijkheid om op de pensioendatum een bedrag ineens uit te keren kan op veel bijval rekenen, waarbij werkgevers overigens een nog groter gebruik verwachten dan werknemers aangeven.
zie slide 7 en 8
De verruiming van de keuzes betekent ook dat er verantwoordelijkheden ontstaan voor de werkgever om daarin begeleiding te bieden. Maar liefst drie kwart van de werkgevers onderkent die verantwoordelijkheid, mede omdat ze verwachten dat werknemers moeite zullen hebben om met de keuzemogelijkheden om te gaan.
zie slide 19 tot en met 22
Het heeft er alle schijn van dat werkgevers onderkennen wat de pensioenveranderingen op termijn voor ze zal betekenen: de betrokkenheid van de werkgevers op het gebied van financiering wordt verder teruggebracht. Maar daarvoor in de plaats komt een faciliterende rol in de begeleiding van de werknemer bij te maken keuzes, niet alleen binnen het pensioendomein maar ook in bredere zin als het gaat om de financiële planning.
Titel | Bestandstype | Bestandsgrootte |
---|---|---|
WTW Future of Pensions Survey results (in English) | 2 MB |