De coalitieregering heeft een nieuwe "arbeidsmarktdeal" aangekondigd om de flexibiliteit van de werkgelegenheid voor werknemers te vergroten en de balans tussen werk en privéleven te verbeteren. Het doel is om daarmee de arbeidsparticipatie voor mensen tussen 20 en 64 jaar te verhogen tot 80% in 2030 (de arbeidsparticipatie was 71% in het derde kwartaal van 2021). De reacties van het bedrijfsleven en de vakbonden op de voorstellen waren gemengd en het akkoord moet nog door het parlement worden bekrachtigd voordat het wet wordt.
Bedrijven die de mogelijkheid van een vierdaagse werkweek willen invoeren, moeten hun arbeidsreglement zodanig wijzigen dat de mogelijkheid van een alternatieve "normale" werkdag (zoals gedefinieerd in het arbeidsreglement) van 9,5 uur naast de normale werkdag van 7,5 uur wordt erkend.
Voltijdse werknemers zouden dan het recht hebben om hun werkgever schriftelijk om toestemming te vragen om hun volledige wekelijkse arbeidstijd over vier dagen te verdelen in plaats van over de standaard vijf dagen. Of om tweewekelijkse werkroosters aan te vragen waarbij de wekelijkse arbeidstijd de ene week korter en de andere week langer zou zijn. Werkgevers kunnen verzoeken afwijzen, mits dit schriftelijk wordt gemotiveerd. Goedgekeurde regelingen zouden zes maanden geldig zijn en voor onbepaalde tijd kunnen worden verlengd.
Alle werknemers zouden recht hebben op jaarlijks betaald verlof voor opleiding en ontwikkeling: drie dagen in 2022, vier in 2023 en vijf vanaf 2024. Bovendien moeten ondernemingen met 20 of meer werknemers jaarlijkse opleidingsplannen voor alle werknemers opstellen.
Na beëindiging van het dienstverband mogen werknemers tijdens de opzegtermijn bij een nieuwe werkgever aan de slag, mits tussen de oude en de nieuwe werkgever een overgangsovereenkomst over de vergoeding wordt gesloten. De nieuwe baan zou voor onbepaalde tijd moeten zijn. Oudere werknemers met een opzegtermijn van 30 weken of langer zouden een derde van hun opzegtermijn kunnen inruilen (d.w.z. in plaats van loon) om de kosten van omscholing of outplacementdiensten te dekken.
In bedrijven met 20 of meer werknemers zouden werknemers het recht hebben om de verbinding te verbreken (d.w.z. om buiten de normale werkuren geen elektronische communicatie te voeren).
Een nieuw opgerichte eenheid binnen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid zou de paritaire comités (bipartiete arbeidsforums) en subcomités gegevens verstrekken over de diversiteit van het personeelsbestand op sectoraal niveau. Bedrijven die aanzienlijke en onverklaarbare verschillen met de sectorale gemiddelden blijken te vertonen, zouden verplicht worden een plan op te stellen om die verschillen weg te werken.
In het kader van de wet op de arbeidsverhoudingen zouden standaardcriteria worden ontwikkeld om te bepalen of platform-/gigwerknemers werknemers of zelfstandigen zijn. Bovendien zouden de werknemers gedekt moeten zijn door een werknemerscompensatieverzekering.
Het is moeilijk in te schatten in welke mate de overeenkomst, als ze wordt aangenomen, meer werknemers aan het werk zal krijgen.
De Belgische arbeidsparticipatie voor werknemers tussen 20 en 64 jaar (71% vanaf 2021) ligt ver onder die van de buurlanden Duitsland (81%) en Nederland (83%), maar de arbeidsparticipatie in de meest actieve leeftijdsgroep (25 tot 54 jaar) is met 81% concurrerender en ligt slechts ongeveer 5% onder die van de directe buurlanden (Eurostat-gegevens); de arbeidsparticipatie van werknemers tussen 55 en 64 jaar is echter veel lager (55%), vergeleken met 73% in zowel Nederland als Duitsland.
Het is op dit moment niet duidelijk of de voorgestelde maatregelen voldoende zouden zijn om deze grote kloof te dichten.