Op 5 juni is het principeakkoord tussen kabinet en sociale partners over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel gepresenteerd. Ook is het SER-advies gepubliceerd onder de titel 'Naar een nieuw pensioenstelsel'. De kamerbrief is hier te vinden. Van belang is onder meer dat de huidige doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Dat betekent dat de premie en de waarde van de pensioenopbouw voor alle leeftijden gelijk wordt. Die ingrijpende wijziging van de arbeidsvoorwaarde pensioen impliceert naar onze mening dat werkgevers ook overige arbeidsvoorwaarden moeten heroverwegen.
Het SER-advies en de kamerbrief schetsen de elementen van een transitieplan dat decentraal moet worden opgesteld voor de evenwichtige compensatie van nadelige effecten. Meer duidelijkheid daarover zal in de loop van dit jaar ontstaan.
Nadat het kabinet daartoe vrijdag 31 mei een brief heeft gestuurd aan de Stichting van de Arbeid en de Sociaal Economische Raad, zijn deze week de besprekingen over de toekomst van het pensioenstelsel heropend. Besprekingen daarover waren in het najaar van 2018 vastgelopen. Inmiddels zijn de contouren van het principeakkoord duidelijk geworden. Het kabinet heeft vooral toezeggingen gedaan over de AOW-leeftijd. Haast is daarbij geboden omdat een aanpassing in het mechanisme voor aanpassing van de AOW-leeftijd voor 1 juli door beide kamers moet gaan. Zonder die aanpassing wordt de AOW-leeftijd op 1 januari 2020 verhoogd naar 66 jaar en 8 maanden. De tegemoetkomingen behelzen nu dat de AOW-leeftijd voor twee jaar wordt bevroren op het huidige niveau van 66 jaar en 4 maanden. Daarna loopt de AOW-leeftijd op tot 67 jaar in 2024. Nadien zal de AOW-leeftijd steeds met acht maanden stijgen indien de levensverwachting met een jaar toeneemt. De toekomstige stijging van de AOW-leeftijd bedraagt dus 2/3e van de stijging van de levensverwachting, in plaats van de één-op-één koppeling die in de huidige wet is vastgelegd. Verschillende vakbonden en politieke partijen zetten overigens in op een sterkere vertraging, dan wel zelfs op bevriezing of vervroeging van de AOW-leeftijd.
Twee andere prominente thema's zijn de zware beroepen en de zelfstandigen zonder personeel. Als tegemoetkoming is de generieke toezegging gedaan dat vervroegde uittreding mogelijk wordt gemaakt. Daartoe wordt de RVU-boete gedeeltelijk (namelijk tot een jaarlijkse uitkering van 19.000 euro) geschrapt als tot uiterlijk drie jaar wordt vervroegd. Voor zelfstandigen zonder personeel zal de toegang tot de tweede pijler voor pensioenopbouw worden vereenvoudigd. Van verplichte pensioenopbouw zal geen sprake zijn. Wel worden zzp-ers verplicht een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten.
Voor het aanvullende pensioen wordt een nieuwe contractsvormen geïntroduceerd op basis van de ambitie-overeenkomst. De ambitie-overeenkomst lijkt op de huidige pensioenregelingen, maar zonder garantiestreven en dus ook zonder buffervereisten. In zo'n ambitie-overeenkomst zal indexatie eerder mogelijk zijn, maar zullen ook kortingen eerder aan de orde zijn. De waardering blijft in dat contract gebaseerd op marktwaarde met UFR. Vanwege de aankondiging van de nieuwe contractsvorm, waarin alleen gekort wordt bij dekkingsgraden onder de 100%, zullen aanstaande kortingsmaatregelen onder het huidige stelsel ook alleen hoeven te worden doorgevoerd als en voor zover de dekkingsgraad onder de 100% ligt.
In alle contractvormen, zowel de bestaande als de nieuwe, zal de doorsneesystematiek vervallen. Het vervallen van de doorsneesystematiek geldt ook voor pensioenregelingen die niet bij een pensioenfonds zijn ondergebracht. Ook voor beschikbare premieregelingen zal de leeftijdsafhankelijke premie-inleg wijzigen in een leeftijdsonafhankelijke. Ook daar zal het compensatievraagstuk dus aan de orde zijn.
Over de precieze invulling van de afschaffing van de doorsneesystematiek bestaat nog veel onduidelijkheid. In het bijzonder geldt dat voor de financiering van de compensatie van de achteruitgang. Die compensatie is nodig omdat huidige oudere pensioendeelnemers in de toekomst minder gaan opbouwen, zodat hun pensioenvooruitzicht achteruit gaat. In de brief die Koolmees in februari aan de kamer stuurde kondigde hij onder meer aan dat voor de zomer de contouren geschetst zouden moeten zijn van de voorwaarden voor een transitieplan dat sociale partners decentraal zullen moeten opstellen. Het SER-advies bevat daarvoor een negental elementen.
De onderhandelingspartijen hebben de voorlopige afspraken voorgelegd aan hun achterbannen. In geval van de FNV heeft dat ertoe geleid dat er een referendum onder alle leden zal worden gehouden, waarvan de uitslag vervolgens zal worden voorgelegd aan het ledenparlement, dat aanstaande zaterdag (15 juni) opnieuw bijeen komt. Van een volwaardig akkoord zal dus in elk geval tot dat moment geen sprake zijn - maar ook daarna zal met name voor wat de tweede pijler betreft nog nadere uitwerking nodig zijn.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert of Willem Eikelboom.