In augustus van dit jaar heeft DNB aan de pensioenfondsen en PPI’s met premieregelingen een terugkoppeling gegeven van het DNB-onderzoek naar de risicohouding bij premieregelingen. In oktober zijn de algemene uitkomsten daarvan publiek gemaakt. DNB geeft aan bij de meeste uitvoerders bevindingen te hebben.
De wettelijke voorschriften met betrekking tot het vaststellen van de risicohouding bij premieovereenkomsten wijken af van die bij uitkeringsovereenkomsten en zijn wat ons betreft onvoldoende gedefinieerd. Willis Towers Watson bracht daarover eerder een position paper uit. De risicohouding is naar verwachting ook een belangrijk thema in de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling, die voor dit jaar aan de kamer is toegezegd.
In de zomer van 2018 heeft DNB aan uitvoerders de volgende aanwijzingen gegeven voor de uitwerking van de risicohouding bij premieregelingen:
De bevindingen van DNB hebben met name betrekking op het onderzoek naar de voorkeuren van de deelnemers. Niet alle uitvoerders hebben een risicobereidheidsonderzoek onder alle deelnemers uitgevoerd. Dat hoeft ook niet, het is ook mogelijk om de risicohouding te onderzoeken door middel van panelsessies of interviews. De risicovoorkeuren van deelnemers zijn, naar de mening van DNB, niet altijd voldoende (expliciet) meegewogen in de besluitvorming.
Daarnaast concludeert DNB dat de risicohouding voor de premieregeling in veel gevallen gelijk wordt gesteld aan de risicohouding van de basisregeling (doorgaans een uitkeringsovereenkomst). Gelet op de potentiële verschillen in risicohouding tussen deze regelingen, alsmede het feit dat de ‘maximaal aanvaardbare afwijking’ voor de premieregeling op basis van een andere maatstaf wordt vastgesteld, is het noodzakelijk om de risicohouding van de premieregeling separaat te onderzoeken en vast te leggen.
Ten slotte heeft DNB opgemerkt dat in geval van een vaststelling van de risicohouding op basis van een bestaande lifecycle moet worden onderbouwd dat die lifecycle voor de deelnemers de meest wenselijke optie is.
Het ligt voor de hand dat in de nieuwe contractsvormen volgens het pensioenakkoord, zeker als daar leeftijdsafhankelijk maatwerk in wordt toegepast, ook meer aandacht nodig zal zijn voor de risicohouding op cohortniveau.