Het pensioenakkoord zal de komende maanden en jaren het belangrijkste thema zijn en blijven op pensioengebied, en misschien wel in bredere zin op arbeidsvoorwaardelijk gebied. Wij zullen in onze komende nieuwsbrieven steeds aandacht geven aan de voortgang. Als daar aanleiding toe is zullen we extra nieuwsberichten over het pensioenakkoord verzenden.
Sinds het pensioenakkoord is gesloten zijn inmiddels ruim negen maanden gepasseerd. In die tijd is hard gewerkt aan de uitwerking van dat principe-akkoord, die medio juni moet leiden tot een hoofdlijnennotitie. Daarop volgt, volgens de planning, rond het einde van 2020 concept wetgeving. In 2021 moet die wetgeving door de kamers worden geleid, zodat de implementatie op decentraal niveau kan beginnen in 2022. Naar verluidt denkt de stuurgroep aan een implementatieperiode die loopt tot en met 2026. In het kader bij dit artikel geven wij weer welke tien werkverbanden momenteel de uitwerking voorbereiden voor de stuurgroep. De stuurgroep wordt gevormd door kabinet en vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers.
Meest ingrijpend in het pensioenakkoord is, zeker vanuit werkgeversperspectief, de afschaffing van de doorsneesystematiek. Hoewel de transitie complex is en mogelijk kosten met zich meebrengt, is Willis Towers Watson van mening dat de resulterende situatie na de afschaffing ten voordele strekt van zowel werkgever als werknemers. Niet alleen worden ongewenste herverdelingen weggenomen, maar bovendien vergroot de nieuwe situatie de mogelijkheden voor maatwerk en komt deze de duurzame inzetbaarheid ten goede.
De afschaffing van de doorsneesystematiek leidt tot een compensatievraagstuk. Voor werknemers zal in de regel het nog op te bouwen pensioen door de wijziging dalen. De overheid zal naar verwachting rekenregels formuleren om de waarde van die achteruitgang te bepalen. Vervolgens is het aan werkgever en (vertegenwoordigers van) werknemers om decentraal de compensatiehoogte en de compensatiebronnen te bepalen.
Behalve de afschaffing van de doorsneesystematiek, die betekent dat elke bestaande regeling zal moeten worden gewijzigd en dat voor elke regeling die compensatievraag ontstaat, leidt het pensioenakkoord ertoe dat er nieuwe soorten regelingen ontstaan. Dat is met name van belang voor werkgevers waarvan de pensioenopbouw nu in een pensioenfonds is ondergebracht. Regelingen in pensioenfondsen worden door het pensioenakkoord zogenaamde premieovereenkomsten, waarin de toezegging niet langer een pensioenhoogte is maar een (dan leeftijdsonafhankelijke) premiehoogte. Het risico wordt daarmee meer expliciet naar de deelnemers verlegd.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.