Het meest in het oog springende verschil tussen de hoofdlijnennotitie en het pensioenakkoord van 5 juni 2019 betreft de contractsvormen die erin worden beschreven. Waar in het pensioenakkoord nog sprake was van een ambitieovereenkomst, te beschouwen als de voorkeursvariant van sociale partners, is deze in de hoofdlijnennotitie vervangen door ‘het nieuwe contract’. Dat nieuwe contract is een contract zonder aanspraken, en dus ook zonder rekenrente. De opbouwfase loopt automatisch over in de uitkeringsfase, en op elk moment in de tijd heeft de deelnemer een ‘persoonlijk voor de uitkering gereserveerd vermogen’.
Het nieuwe contract heeft veel kenmerken van een gangbare premieovereenkomst (sinds 2016 automatisch ook vallend onder de Wet verbeterde premieregeling, waardoor deelnemers moeten kunnen kiezen tussen een vaste en een variabele uitkering), maar verschilt daarvan ook in een aantal belangrijke opzichten:
Het nieuwe contract zal met name voor pensioenfondsen aantrekkelijk zijn. Ook werkgevers zonder pensioenfonds zullen er echter mee geconfronteerd worden, omdat verzekeraars in de (gestandaardiseerde) voorstellen voor aanpassing regeling en compensatie die zij aan werkgevers die de regeling bij hen hebben ondergebracht ook de mogelijkheid van het nieuwe contract moeten benoemen, zelfs als zij die regeling zelf niet aanbieden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.