Het Actuarieel Genootschap heeft op 9 september nieuwe AG Prognosetafel gepubliceerd. Die tafel, waarin de effecten van Covid-19 buiten beschouwing blijven, bepaalt de overlevingskansen waar de overgrote meerderheid van de pensioenfondsen vanuit gaat in de waardering van de verplichtingen.
De nieuwe tafel leidt tot een verlaging van de levensverwachting bij geboorte met ongeveer een jaar. Op het niveau van de verplichtingen (zie ook onderstaande tabel uit het rapport van het Actuarieel Genootschap) betekent dat bij een rekenrente van 1% een verlaging van ongeveer 2%. Dat effect compenseert dus min of meer de invoering van de nieuwe UFR, althans de eerste stap daarin, maar anders dan die UFR-wijziging is de nieuwe Prognosetafel wel direct en dus ook op 31 december 2020 van kracht. Voor de premie is het effect zelfs rond de 3%.
De afname van de levensverwachting laat zich hoofdzakelijk verklaren door een tweetal modelverfijningen. In de eerste plaats wordt niet langer verondersteld dat het verschil tussen de Nederlandse sterfte en de sterfte in de Europese landen die in aanmerking worden genomen naar nul loopt, en in de tweede plaats worden de Nederlandse waarnemingen aan de hand waarvan dat verschil wordt gemodelleerd niet langer vanaf 1970, maar vanaf 1983 in aanmerking genomen.
Waargenomen sterfte hoger dan de verwachte sterfte heeft in de afgelopen twee jaar maar in beperkte mate bijgedragen aan de verlaging.
Het AG heeft verder analyses uitgevoerd naar de mogelijke effecten van sterfte door Covid-19, en houdt daarbij begrijpelijkerwijs veel slagen om de arm. In een tweetal doorgerekende scenario’s laat het AG zien dat een verdere verlaging van de waarde van de verplichtingen tot de mogelijkheden behoort, maar het AG benadrukt dat de tafels zoals gepubliceerd – ook al houden die nog geen rekening met de waargenomen oversterfte in de eerste helft van 2020 – moeten worden beschouwd als de best mogelijke inschatting.
