De hoofdlijnennotitie van 19 juni kondigde onder meer een ingroeipad naar het nieuwe stelsel aan, om fondsen in staat te stellen op verantwoorde en evenwichtige wijze over te stappen. Op verzoek van sociale partners heeft het ministerie gisteren een brief aan de kamer gestuurd waarin daarop wordt ingegaan.
In de brief wordt herhaald dat per einde 2020 in essentie dezelfde tegemoetkomingen zullen gelden als hebben gegolden per einde 2019. Later dit jaar zullen deze in wetgeving worden vastgelegd. Deze komen erop neer dat fondsen geen korting vanwege een zesde achtereenvolgende meetmoment in dekkingstekort hoeven door te voeren als hun actuele dekkingsgraad per 31 december 2020 ten minste 90% is, en dat fondsen de looptijd van het herstelplan mogen verlengen als de actuele dekkingsgraad hoger is dan 90%. Nieuw is dat daaraan wordt toegevoegd dat nog niet gezegd is dat dat een verlenging met twee jaar zal zijn, zoals vorig jaar. Fondsen met een dekkingsgraad onder de 90% moeten een onvoorwaardelijke korting doorvoeren tot die grens om voor de tegemoetkomingen in aanmerking te komen.
Ook met die tegemoetkomingen verwacht het ministerie dat tien fondsen in 2021 kortingsmaatregelen moeten treffen. Zonder verdere tegemoetkomingen zullen dat er in 2022 naar verwachting 40 zijn (waaronder diezelfde tien), met kortingen van aanzienlijke omvang.
Fondsen die gebruik maken van de tegemoetkomingen om kortingsmaatregelen te beperken of voorkomen moeten onderbouwen op welke gronden zij dat doen, en moeten daarover informatie beschikbaar stellen aan hun deelnemers.
Het ministerie schetst verder dat in 2020 ruim twee derde van de fondsen rendementsdemping toepaste in de vaststelling van de kostendekkende premie, en dat de gewogen gemiddelde premiedekkingsgraad 71% was. Koolmees kondigt in de brief geen maatregelen aan voor de premie in 2021.
Premieverhogingen, opbouwverlagingen en kortingsmaatregelen lijken onder rechtstreekse toepassing van het huidige financieel toetsingskader in de komende jaren onvermijdelijk. De transitiefase, stelt de minister, is echter gebaat bij rust en stabiliteit. Om die reden wordt bezien op welke wijze het financieel toetsingskader voor de jaren van 2022 tot 2026 aangepast kan worden. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat die aanpassingen alleen van toepassing zijn voor fondsen die daadwerkelijk overgaan naar het nieuwe stelsel, of met andere woorden: niet voor fondsen die afzien van invaren. Zou dat onderscheid worden gemaakt, dan lijkt dat te impliceren dat die keuze al vooruitlopend op de transitie moet worden gemaakt.
Uitwerking van het transitie-ftk, dat moet gelden in de jaren 2022 tot 2026, moet volgen in de consultatie die later dit najaar wordt verwacht.
