Ga naar de hoofdinhoud
main content, press tab to continue
Artikel | Pensioen Update

Invoering uitkering ineens uitgesteld naar 2023

Door Wichert Hoekert | Januari 28, 2021

De Wet bedrag ineens is in de Eerste Kamer aangenomen maar uitgesteld naar 2023
Retirement|Work Transformation
Pensioenakkoord

Invoering uitkering ineens op de pensioenleeftijd uitgesteld naar 2023

Op 12 januari 2021 is de Wet bedrag ineens aangenomen in de Eerste Kamer, maar het onderdeel dat het mogelijk maakt 10% van de waarde van het ouderdomspensioen uit te laten keren op de pensioenleeftijd is uitgesteld naar 2023. In de tussengelegen periode wordt onderzocht of een andere, uitvoeringstechnisch minder complexe invulling kan worden ingericht. Dat in plaats van de nu geboden mogelijkheid om de uitkering in plaats van op de pensioenleeftijd op 1 februari van het jaar na de AOW-leeftijd plaats te laten vinden, waarbij de uitkering tussen de pensioenleeftijd en dat uitkeringsmoment ongekort is.

De beide andere onderdelen (de verruiming van de mogelijkheid tot sparen van verlofdagen en het tijdelijk vervallen van de RVU-boete) worden, nu het wetsvoorstel is aangenomen, met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 ingevoerd.

Vanwege een aantal openstaande vragen had de Eerste Kamer in december besloten de behandeling van het wetsvoorstel Wet bedrag ineens uit te stellen naar januari. Die behandeling vond daardoor op 12 januari plaats. Een aantal belangrijke vragen had betrekking op de wijziging die in de slotfase van de behandeling in de Tweede Kamer plaatsvond, waardoor uitbetaling van het bedrag ineens niet alleen op de pensioenleeftijd, maar ook op 1 februari na de AOW-leeftijd mogelijk zou worden. Bij de in het wetsvoorstel voorgestelde methodiek wordt het volgens de Pensioenfederatie en het Verbond onmogelijk om de nagestreefde implementatiedatum van 1 januari 2022 te realiseren. Om de implicaties te beperken is in de eerdere memorie van antwoord overwogen uitstel van de uitkering tot 1 februari na de AOW-leeftijd alleen toe te staan als de deelnemer pensioneert in het kalenderjaar waarin zijn of haar AOW-leeftijd valt, en in dat geval tot de default optie te maken. De Pensioenfederatie houdt vast aan de eerder uitgesproken voorkeur voor dat alternatief. Het ministerie heeft die variant echter naast zich neergelegd en hield vast aan het oorspronkelijke voorstel.

Het ministerie heeft in de kamerbehandeling toegezegd juridisch onderzoek te zullen verrichten of uitvoering van de RVU voor pensioenfondsen (alsnog) een toegestane nevenactiviteit kan zijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.

Auteur


Member of the Retirement leadership team

LinkedIn|Twitter


Contact us