Elke twee jaar brengt de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, ofwel OESO) een rapport uit waarin het de pensioensystemen in de (bij de OESO) aangesloten landen tegen het licht houdt en vergelijkt. In dit ‘Pensions at a Glance’ rapport worden de verschillende pensioensystemen middels cijfers en grafieken uitgebreid met elkaar vergeleken. In dit artikel belichten wij enkele noemenswaardige punten uit het 2021 rapport dat onlangs verschenen is.
Zo is bijvoorbeeld te zien dat in de periode 2000 tot 2020 de jaarlijkse reële groei van pensioenen in de OESO-landen gelijk is aan 0,8% – ongeveer gelijk aan de helft van de jaarlijkse reële stijging van de lonen in de betreffende landen. Landen met de sterkste stijging van de lonen, waaronder Estland, Letland en Litouwen, indexeerden de pensioenen zelfs met gemiddeld meer dan 2 procentpunt bovenop de stijging van de prijzen. Nederland is het enige land waar de indexatie van pensioenen substantieel minder was dan de prijsinflatie, te weten gemiddeld 1,1% lager dan de prijsinflatie. Gesteld wordt dat dit gelegen is in het feit dat de indexatieregels in Nederland gekoppeld zijn aan de dekkingsgraden.
In een deel van de betreffende landen is actie geweest op het gebied van (verder verhogen van) pensioenleeftijden. Zoals bekend is in Nederland de systematiek omtrent de toename van de gewijzigd naar een 2/3 koppeling in plaats van een 1-op-1 koppeling met de toename van de levensverwachting vanaf de 65-jarige leeftijd, met dien verstande dat er alleen kan worden verhoogd. De pensioenrichtleeftijd en de AOW-leeftijd dalen dus niet als de levensverwachting afneemt. Bijvoorbeeld Denemarken en Italië kennen eenzelfde systematiek, en Zweden bevindt zich ook in het proces om een 2/3 koppeling tussen de pensioenrichtleeftijd en de levensverwachting in te voeren. In Griekenland en Portugal daarentegen werkt de koppeling wel twee kanten op, waar de pensioenrichtleeftijd dus wordt aangepast indien de levensverwachting daalt.
Verondersteld wordt dat – op basis van wettelijke maatregelen – in de OESO-landen de reguliere pensioenrichtleeftijd met ongeveer twee jaar zal stijgen in de komende vier decennia, gedurende welke periode de levensverwachting wordt verwacht te stijgen met ongeveer vier jaar.
Een ander noemenswaardig verschil ten opzichte van andere OESO-landen is dat Nederland het hoogste aandeel van werkgeversregelingen (waaronder met name tweede-pijler pensioen) in het totale inkomen dat gepensioneerden genieten – maar liefst 39% komt hieruit voort, waar het gemiddelde op 7% ligt. Daartegenover staat dat in Nederland de premiebetalingen in deze sfeer eveneens het hoogst zijn, te weten 5,6% van het BBP in 2017.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mike Veerman.