Het CBS heeft met een reeks tabellen en grafieken inzicht gegeven in de oversterfte in 2020 en 2021. In beide jaren speelt coronagerelateerde sterfte daarin een grote rol. Als de aan corona toegeschreven sterfte in mindering wordt gebracht op de totaal waargenomen aantallen overlijdensgevallen, is in 2020 en 2021 nauwelijks nog sprake van oversterfte. Uitzondering is een periode van aan hitte gerelateerde oversterfte in 2020, en een deel van de derde oversterftegolf in het najaar van 2021. Hoewel de cijfers over de derde golf nog niet compleet zijn is een deel van de oversterfte naar het zich laat aanzien niet toe te schrijven aan corona. Het aandeel van sterfte door corona in de totale sterfte was in beide jaren ruim 10%.
Rekening houdend met bevolkingsgroei en vergrijzing is de sterfte vanwege nieuwvormingen en hart˗ en vaatziekten trendmatige dalende. Het CBS toont de ontwikkeling voor de jaren 2016 tot en met 2020. Tijdens de coronapandemie is de sterfte vanwege ziekten van de ademhalingsorganen en psychische aandoeningen en ziekten van het zenuwstelsel lager geweest, maar afgaande op de ontwikkeling in de jaren daarvoor is van een trendmatige afname daar geen sprake.
De oversterfte in 2020 en 2021 doet zich bij alle onderscheiden leeftijdscategorieën voor, maar met name bij de hogere leeftijden. Opvallend is dat tussen de tweede en derde oversterftegolf bij leeftijden boven de 90 juist sprake was van ondersterfte. Bij leeftijden tussen de 65 en 80 was ook tussen die beide golven grotendeels sprake van (enige) oversterfte. Voor leeftijden onder de 50 heeft de waargenomen sterfte nagenoeg de hele twee jaar binnen de betrouwbaarheidsintervallen gelegen.
Pensioenfondsen zullen in veel gevallen, hoewel de omvang ervan van fonds tot fonds zal verschillen, positieve sterfteresultaten zien over het afgelopen jaar, zoals dat ook vorig jaar het geval is geweest.
Dat positieve resultaat is niet per se te beschouwen als een indicatie dat de gehanteerde veronderstellingen te prudent zijn geweest; voor een dergelijke conclusie is nadere analyse nodig, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen (waargenomen) bevolkingssterfte en ervaringssterftecorrecties.
In september van dit jaar, bij de verschijning van de AG Prognosetafel, zal moeten blijken wat de gevolgen van de oversterfte in de afgelopen twee jaar zijn voor de verwachte toekomstige ontwikkeling van de overlevingskansen.
In december 2021 heeft CBS al een kernprognose voor de periode 2021 – 2070 gepubliceerd. Dit is een beperkte update van de bevolkingsprognose 2020-2070. Het CBS heeft de sterftemodelen alleen voor de korte termijn aangepast vanwege COVD-19. Uit eerder onderzoek blijkt volgens het CBS dat het waarschijnlijk is dat de stijgende lijn in de levensverwachting op de langere termijn niet nadelig beïnvloed zal worden. Na eerdere perioden met hoge sterfte, zoals bij de Spaanse griep en de Tweede Wereldoorlog, was de levensverwachting weer snel terug op het oude niveau. Vervolgens zette de trend van vóór de periode met hoge sterfte door. Die aanname, dat de levensverwachting weer naar het oude niveau terugkeert, is gemaakt in de Bevolkingsprognose 2020–2070 en is ook in de Kernprognose 2021–2070 aangehouden. Op de korte termijn acht het CBS het wel waarschijnlijk dat de coronapandemie tot meer sterfte leidt, maar in mindere mate dan in de afgelopen periode. Voor 2022 heeft het CBS daarom de levensverwachting ook gecorrigeerd. Vanwege de overeenkomst tussen het leeftijdspatroon van de coronagerelateerde sterfte en alle andere doodsoorzaken zijn de sterftekansen uit het extrapolatiemodel voor mannen en vrouwen over alle leeftijden beperkt verhoogd. De levensverwachting in 2022 is daarmee 0,21 jaar lager voor mannen en 0,14 jaar lager voor vrouwen dan bij rechtstreekse toepassing van het extrapolatiemodel.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert of Kevin Keijzer.