Vorige week is de tweede set schriftelijke vragen over het wetsvoorstel WTP vanuit de Tweede Kamer ingediend. De eerste vragen werden op 16 en 23 mei beantwoord.
De nieuwe set schriftelijke vragen is in omvang wat beperkter dan de voorgaande, maar in inhoud en diepgang wellicht nog fundamenteler. Daarmee blijft het de vraag of het haalbaar zal blijken om de plenaire behandeling nog voor het zomerreces, dat op 8 juli begint, plaats te laten vinden.
De meest uitgebreide inbreng komt van kamerlid Omtzigt. Hij plaatst onder meer vraagtekens bij de grote rol die wordt toebedeeld aan scenariosets, en wijst op de risico’s daarvan, onder meer onder verwijzing naar de evaluatie van de Uniforme Rekenmethodiek die door WTW is uitgevoerd. Hij wijst daarbij onder meer op de toepassing ervan bij de risicohouding, die moet worden aangepast als er op basis van doorrekening met de scenariosets niet aan wordt voldaan.
Net als de VVD en het CDA vraagt Omtzigt het kabinet ook nogeens aan te geven op grond waarvan het een pensioner carve out onwenselijk acht.
Diverse fracties pleiten voor een meer flexibele standaardmethodiek voor invaren, zodat de VB ALM methodiek voor dat doeleinde kan komen te vervallen. De huidige standaardmethodiek doet onvoldoende recht aan eventuele bijzonderheden en hogere dekkingsgraden; meer flexibiliteit zou daarvoor mogelijkheden kunnen bieden.
De VVD pleit ervoor financiering van de risicodelingsreserve in de flexibele premieovereenkomst ook door middel van een opslag bij inkoop van variabele uitkeringen te laten plaatsvinden, zoals dat ook geldt voor de vorming van eigen vermogen bij de inkoop van vastgestelde uitkeringen.
Het CDA vraagt opnieuw naar de overwegingen om in de solidaire premieovereenkomst geen collectieve uitkeringsfase toe te staan.
PvdA en GroenLinks vragen gezamenlijk of het nodig is om naast het solidaire ook het flexibele contract toe te staan, en of het binnen het solidaire contract nodig is om naast het theoretische ook het feitelijke beschermingsrendement toe te staan, omdat daarin het renterisico de facto niet meer collectief wordt gedeeld.
De Fractie Den Haan en de VVD vragen aandacht voor grensoverschrijdende regelingen, en meer in het bijzonder Nederlandse regelingen die in België zijn ondergebracht, waarvoor het gehele hoofdstuk over de transitieperiode volgens het wetsvoorstel niet van kracht is.
Verder komen onder meer het MVEV, de gevolgen van geen premie geen recht, de al dan niet open toepassing van compensatie buiten de pensioensfeer, het bezwaarrecht en het invaren van nabestaandenpensioen aan de orde.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.