Op 6 oktober heeft minister Schouten laten weten dat invoering van de Wet toekomst pensioenen op 1 januari 2023 niet langer haalbaar is, en dat de streefdatum nu 1 juli 2023 wordt. De uiterste overgangsdatum van 1 januari 2027 en de overige mijlpalen wijzigen niet. Wel liet minister Schouten in het laatste wetgevingsoverleg op 19 oktober weten dat de bepalende datum voor gebruik van het overgangsrecht met betrekking tot progressieve premies mee opschuift naar 1 juli 2023. Het uitstel van de invoeringsdatum werd terloops aangekondigd in antwoorden op vragen van kamerlid Omtzigt inzake de mogelijke verlaging van variabele uitkeringen in 2023.
Gevolg van het uitstel is onder meer dat werkgevers die per 1 januari 2023 een nieuwe pensioenregeling invoeren dat dienen te doen onder bestaande wetgeving. Een ander gevolg is dat de financiële positie per einde 2022 aanleiding kan geven tot kortingsmaatregelen, omdat op 1 januari 2023 geen sprake kan zijn van toepassing van het transitie-FTK. Minister Schouten geeft aan vooralsnog geen aanleiding te zien om opnieuw, zoals in voorgaande jaren, generieke vrijstelling te verlenen. Ook geeft de minister aan geen reden te zien de versoepelingen voor toeslagregels te prolongeren, aangezien fondsen onder de bestaande versoepelingen al kunnen besluiten over toeslagverlening per 1 januari 2023, mits zij dat doen in 2022.
Op verzoek van kamerlid Maatoug ontving de kamer ook (in concept) de lagere regelgeving, na verwerking van de inbreng uit de consultatie daarover en de toezichtstoetsen van AFM en DNB. Naar aanleiding daarvan zijn de voorstellen op diverse punten (onder meer onder verwijzing naar de consultatiereactie van WTW) verduidelijkt of aangepast. Zo is bijvoorbeeld, bij de bepaling dat de ABTN van 30 juni 2022 in de vergelijking tussen het huidige en nieuwe stelsel in beginsel bepalend is, toegelicht dat het besluit ruimte biedt om beleidsonderdelen te actualiseren. Verder is onder meer de verwachtingsmaatstaf, onderdeel van de risicohouding en beschreven in het voorgestelde artikel 14u van de Regeling Pensioenwet, nader gedefinieerd.
Op 19 oktober heeft de vijfde en laatste sessie van het wetgevingsoverleg plaatsgevonden. Gisteren heeft de kamer daarna, naar aanleiding van een motie van kamerlid Ceder en op verzoek van kamerlid Omtzigt bij handopsteking, met 77 voorstemmen en 55 tegenstemmen gestemd voor plenaire behandeling direct na het herfstreces. Kamerleden van PvdA en Groenlinks stemden tegen. Voorlopig staat de plenaire behandeling nu geagendeerd voor woensdag 2 november.
In de voortzetting van het wetgevingsoverleg kregen bekende onderwerpen opnieuw veel aandacht. PvdA en GroenLinks, die nodig zijn voor een meerderheid in de Eerste Kamer, gaven nadrukkelijk aan dat de voorstellen wat hen betreft tekortschieten als het gaat om het verkleinen van de witte vlek. Het ontwerpbesluit inzake zzp-experimenten dat de minister aan de kamer zond is wat hen betreft onvoldoende. De Stichting van de Arbeid heeft nadien een aangescherpt aanvalsplan gepubliceerd, dat door de minister wordt onderschreven.
De minister heeft de derde nota van wijziging vrijdag aan de kamer gestuurd waarin toezeggingen die gedaan zijn zijn verwerkt. GroenLinks en PvdA hebben laten weten mede op basis daarvan te besluiten of zij het nodig achten de parameters te kennen voor met het wetsvoorstel in te kunnen stemmen. Kamerlid Stoffer van de SGP opperde de stemming plaats te laten vinden na publicatie van de parameters, verwacht op of rond 30 november. Overigens is daarbij op te merken dat publicatie van die parameters niet gelijk staat aan het kennen van de effecten ervan.
In het wetgevingsoverleg tot dusverre is een reeks van amendementen en moties ingediend, waaronder de volgende moties:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.