De eerste termijn van de plenaire behandeling is (met de nodige misverstanden en spraakverwarringen) grotendeels verlopen langs de lijnen die zich ook in de wetgevingsoverleggen al aftekenden. Dat gebeurde in twee langdurige sessies, op 2 en 10 november. PvdA en GroenLinks hechten onverminderd groot belang aan het reduceren van de witte vlek, en alle andere partijen buiten de coalitie spreken zich uit tegen het wetsvoorstel. De onzekerheid over de uitkomsten doordat de nieuwe scenario’s nog niet bekend zijn werd daarvoor herhaaldelijk als argument aangedragen. Meest uitgebreid en diepgaand werden tegenargumenten gepresenteerd door kamerlid Omtzigt, die de overgang naar het nieuwe stelsel bestempelde als ‘één van de laatste privatiseringen in Nederland, voordat het neoliberalisme tegen de muur knalt’. In zijn betoog besteedde hij onder meer aandacht aan het opheffen van de leenrestrictie en het nabestaandenpensioen (zoals onder meer ook de ChristenUnie), en opperde hij de vermogensbeheerkosten te maximeren.
Het tweede deel van de eerste termijn stond mede in het teken van een brief die minister Schouten de avond voor het debat aan de kamer zond, waarin zij na doorvragen van kamerlid Omtzigt toelicht dat DNB bij doorrekeningen van de solidaire premieovereenkomst is uitgegaan van maar liefst 1600% blootstelling aan overrendementen bij lage leeftijden. Het ministerie geeft aan dat in eerdere versies van het wetsvoorstel, nog voordat het ter publieke consultatie werd aangeboden, nog een maximum werd gesteld aan het opheffen van de leenrestrictie, namelijk van 150%. Op verzoek van pensioenuitvoerders zou dat maximum zijn geschrapt. In de kamer lijkt veel draagvlak om een dergelijk maximum alsnog te introduceren. Overigens is onze indruk dat de meeste pensioenfondsen, als zij overwegen de leenrestrictie op te heffen, dat terughoudend doen – en zeker niet met percentages zoals door DNB gehanteerd.
Voorafgaand aan de behandeling gestemd over de eerder ingediende moties. Al die moties werden verworpen. Daaronder onder meer moties om opheffen van de leenrestrictie uit het wetsvoorstel te schrappen (dat vermoedelijk in een andere vorm terug zal komen), en een tweetal moties om volledige compensatie wettelijk te verplichten. Verder werd voorafgaand aan het debat door een veertigtal prominenten een ‘brandbrief’ verzonden, onder meer over het rentevoorschrift in het huidige stelsel, waarop door het ministerie werd gereageerd. In de reactie gaat het ministerie met name in op de redenen voor een risicovrije rente in het huidige stelsel, en wordt verder gesteld dat de huidige inflatieniveaus niet alleen in het voorgestelde nieuwe stelsel maar in elk kapitaalgedekt stelsel uitdagingen oplevert.
Op de ochtend van het eerste deel stuurde de minister nog een vervolgbrief van sociale partners inzake de witte vlek aan de kamer. Daarin doen zij het voorstel de reductiedoelstelling (die erop neerkomt dat het aantal werkenden zonder pensioenopbouw gehalveerd zou moeten worden) in wetgeving op te nemen, en in 2025 een evaluatiemoment te hebben, op basis waarvan als daar aanleiding toe is een pensioenplicht kan worden overwogen. Voor de verlaging van de startleeftijd voor pensioenopbouw naar 18 jaar en het schrappen van de wachttijd van acht weken hebben de sociale partners onvoldoende draagvlak gezien. PvdA en GroenLinks hebben voor beide maatregelen desalniettemin amendementen ingediend.
Verder werden onder meer de volgende amendementen ingediend:
Voordat het debat vervolgd zal worden in een tweede termijn heeft de commissie sociale zaken besloten dat het wetsvoorstel artikelsgewijs zal worden behandeld. Daartoe is het wetsvoorstel onderverdeeld in vier thema’s (contract, transitie, nabestaandenpensioen en overig). Kleine groepjes van kamerleden zijn in de gelegenheid gesteld voor vrijdag 25 november 11 uur hun vragen in te dienen. De antwoorden daarop worden op 2 december in een nieuw wetgevingsoverleg behandeld.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.