Eerder deze week publiceerde het CBS de levensverwachtingen, vooruitlopend op de publicatie van de Bevolkingsprognose 2022-2070 waarvan deze onderdeel uit zullen maken. Deze publicatie vormt de basis voor de jaarlijkse herijking van de AOW-leeftijd Op basis van de nieuwe levensverwachtingen heeft het ministerie laten weten dat de AOW-leeftijd in 2028 verder zal stijgen, namelijk naar 67 jaar en drie maanden. Het CBS veronderstelt daarbij dat de coronagerelateerde oversterfte zoals die is opgetreden in 2020 en 2021 geleidelijk zal uitdoven, zoals ook het AG die veronderstelling deed in de eerder dit jaar gepubliceerde nieuwe Prognosetafel. Het effect wordt (nogal relevant) verondersteld in 2028 min of meer te zijn verdwenen.
Ook toekomstige aanpassingen van de pensioenrichtleeftijd worden van deze publicatie afgeleid. Op basis van de huidige cijfers is er geen aanleiding tot een verdere verhoging. Daar kan bij worden opgemerkt dat de pensioenrichtleeftijd aan betekenis zal verliezen in het nieuwe stelsel. De koppeling met fiscale begrenzingen wordt immers losgelaten. Weliswaar zijn de rendementspercentages die bepalend zijn voor de toekomstige begrenzing van de premiehoogte afgeleid van een beoogde vervangingsratio op de pensioenrichtleeftijd, maar die rendementspercentages (en daarmee ook de veronderstelde pensioenrichtleeftijd) zijn in beginsel gefixeerd in de voorgestelde wetsteksten. In paragraaf 7.1.1 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wordt dat toegelicht.
Het is de eerste keer dat de AOW-leeftijd op basis van het hernieuwde aanpassingsmechanisme wordt verhoogd. Dat aanpassingsmechanisme, dat leidt tot een langzamere verhoging van de AOW-leeftijd, was onderdeel van het oorspronkelijke pensioenakkoord zoals dat in 2019 is gesloten. Tot het pensioenakkoord steeg de AOW-leeftijd even snel als de resterende levensverwachting; nu stijgt de AOW-leeftijd met 2/3e van de toename van de levensverwachting.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.