PvdA en GroenLinks hebben hun steun aan de Wet toekomst pensioenen in de Tweede Kamer verbonden aan hun streven om de reikwijdte van het pensioenstelsel te verruimen. De afgelopen jaren zijn er steeds meer werkenden die niet vallen binnen de werkingssfeer van een pensioenregeling. Daarom willen GroenLinks en PvdA die tendens nu omkeren en de ‘witte vlek’ juist verkleinen. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat de minimale leeftijd voor deelname aan de pensioenregeling wordt verlaagd naar 18 jaar. Volgens het wetsvoorstel gaat die bepaling, ongeacht het moment waarop een werkgever besluit over te gaan naar het nieuwe stelsel, in op 1 januari 2024.
Voor werkgevers die momenteel een hogere startleeftijd kennen, is het gevolg daarvan dat meer werknemers pensioen gaan opbouwen. Hierdoor neemt het premievolume toe. Maar de uitbreiding met jongere deelnemers heeft tegelijk wel een verlagend effect op het gemiddelde premieniveau. Dat komt omdat in het huidige stelsel de pensioenopbouw goedkoper naar mate een werknemer jonger is. De mate waarin dat het geval is hangt af van het aantal werknemers in de betreffende leeftijdscategorie.
In veel gevallen zal de pensioenopbouw, vanwege de hoogte van de inkomens, beperkt van omvang zijn. Als werknemers na korte tijd van werkgever veranderen kan het zijn dat de opbouw onder de afkoopgrens blijft. Het opgebouwde pensioen komt dan, als de pensioenuitvoerder daarvoor heeft gekozen, in aanmerking voor automatische waardeoverdracht naar de regeling van de nieuwe werkgever.
Vooral in sectoren met veel jongere werknemers kan de verlaging van de minimale startleeftijd aanzienlijke gevolgen hebben, die er ook toe kunnen leiden dat de algehele premiestelling en mogelijk zelfs het salarisgebouw worden heroverwogen. Een goede analyse hiervan vergt tijd en aandacht van werkgevers. Dat geldt onder meer ook voor de communicatie aan werknemers.
Een merkwaardige consequentie doet zich voor bij werkgevers die willen kiezen voor het overgangsrecht waardoor zij een progressieve premie zullen blijven voeren voor werknemers die op het transitiemoment al pensioen opbouwen. Door de verlaging van de startleeftijd kan ook de groep jonge werknemers nu onder het overgangsrecht komen te vallen, waardoor deze groep dus niet in aanmerking komt voor de hogere pensioenpremie die voor nieuwe werknemers zal gaan gelden. De verlaging van de startleeftijd zal in dat geval niet gunstig zijn voor de huidige jongere werknemers.