Ga naar de hoofdinhoud
main content, press tab to continue
Artikel | Pensioen Update

AFM publiceert verkenning risicopreferentieonderzoeken

Door Wichert Hoekert | Juni 19, 2023

De AFM heeft een verkenning uitgevoerd onder pensioenfondsen die een risicopreferentieonderzoek hebben uitgevoerd. In dit artikel leest u meer over de belangrijkste bevindingen in de publicatie.
Retirement
Pensioenakkoord

Zoals bij de publicatie van de concept leidraad aangekondigd heeft de AFM een verkenning uitgevoerd onder pensioenfondsen die een risicopreferentieonderzoek hebben uitgevoerd. Die verkenning heeft geleid tot een publicatie met de belangrijkste bevindingen.

Het risicopreferentieonderzoek wordt in het nieuwe stelsel een belangrijke bouwsteen in de totstandkoming van de risicohouding. De af te leiden risicohouding, waarvan de AFM aangeeft dat deze onder het toezicht van DNB valt, is in het nieuwe stelsel niet langer het product van overleg tussen bestuur en sociale partners maar verschuift naar de zorgplicht, onder verantwoordelijkheid van het fonds. Een ander groot verschil ten opzichte van de huidige functie van de risicohouding is verder dat deze een meer bindend karakter krijgt: als de jaarlijkse toetsing uitwijst dat de zelf opgelegde risicohouding wordt overschreden, dan moet het beleggingsbeleid zodanig worden aangepast dat die overschrijding wordt opgeheven. Bovendien worden fondsen geacht op voorhand te bepalen op welke wijze ze die bijsturing voornemens zijn te doen. Een risico van deze inrichting is naar onze mening dat de scenariosets een te zware rol gaan vervullen, en wel één die principieel afwijkt van de doelen waarvoor ze zijn bedoeld. Direct of indirect dreigen de scenariosets medebepalend te worden voor de optimalisatie van het (beleggings)beleid.

De AFM heeft twaalf risicopreferentieonderzoeken bekeken, en geeft in de publicatie voorbeelden van wat daarin wel en niet goed is gegaan. In essentie zijn de onderwerpen die daarbij worden benoemd dezelfde als in de eerdere leidraad.

Van belang is onder meer (ook ten behoeve van de af te leiden risicohouding) dat het onderzoek leidt tot inzicht in de relatieve risicoaversie van de respondenten, en dat de spreiding daarin voldoende is om ook lage en hoge risicoaversiteit in beeld te brengen. Ook doet de AFM een vijftal suggesties om de uitvoerbaarheid van het onderzoek te vergroten, bijvoorbeeld door informatieknoppen toe te voegen, door de uitvraag zo aan te bieden dat deze ook mobiel goed in te vullen is, en door bereikbaar te zijn voor vragen van respondenten. In de opzet die WTW in samenwerking met Ipsos toepast zijn al deze vijf onderdeel van de standaard.

Ook geeft de AFM opnieuw aan dat de representativiteit niet alleen moet worden getoetst, maar dat daaraan bovendien ook conclusies moeten worden verbonden als daar aanleiding toe is. Dat geldt bijvoorbeeld voor verhouding tussen geslachten binnen de te onderscheiden cohorten, maar eventueel ook voor te onderscheiden deelgroepen – met name bij fondsen met heterogene populaties.

Bij de afronding van het risicopreferentieonderzoek behoort het fonds ook de gemaakte keuzes vast te leggen en te onderbouwen. Dit mede met het oog op toekomstige onderzoeken; de wet bepaalt immers dat het risicopreferentie ten minste eens in de vijf jaar moet worden uitgevoerd.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.

Auteur


Member of the Retirement leadership team

LinkedIn|Twitter


Related content tags, list of links Artikel Pensioen Update Pensioen Pensioenakkoord
Contact us