Net voordat op 1 juli de wet formeel van kracht werd hebben ministerie en toezichthouders, buiten de wetsteksten, documenten gepubliceerd die meer duidelijkheid geven over de toepassing van de nieuwe bepalingen. Ook werd de overheidscampagne, die de gevolgen van de veranderingen kenbaar en begrijpelijk moet maken, in gang gezet. Prominent onderdeel is ook datgene wat juist niet verandert: pensioen blijft collectief sparen voor je oude dag, met risicodeling, resulterend in een levenslange uitkering.
Veel van de gepubliceerde stukken handelen over de situatie voor werkgevers met pensioenfondsen. Voor werkgevers met regelingen bij ppi’s en verzekeraars is relevant wat DNB meldt over implementatieplannen die door die pensioenuitvoerders opgesteld én gepubliceerd moeten worden voor regelingen in het nieuwe stelsel. Werkgevers moeten zelf (tenzij ze gebruik maken van het overgangsrecht dat het mogelijk maakt voor huidige werknemers een stijgende premie te blijven gebruiken) een transitieplan indienen waarin zij de evenwichtigheid van de transitie aantonen. In het implementatieplan laat de uitvoerder zien hoe deze uitvoering geeft aan de regeling zoals door de werkgever opgetekend in het transitieplan.
Voor pensioenfondsen, en dus relevant voor werkgevers met pensioenfondsen, heeft DNB de beleidsuitingen waarover eerder werd geconsulteerd nu gepubliceerd. Daarnaast is een consultatie geopend over het invaarsjabloon. Dat sjabloon moeten pensioenfondsen indienen bij hun invaarbesluit. Het ministerie publiceerde een handreiking over evenwichtigheid. In de opdrachtbevestiging, waarover de AFM een leidraad publiceerde, geeft het fonds inzicht hoe de inrichting van de regeling aansluit bij de doelstellingen van sociale partners.
De AFM bracht onder meer een leidraad over risicopreferentieonderzoeken naar buiten. Die onderzoeken zijn voor pensioenuitvoerders verplicht, maar kunnen ook meerwaarde hebben voor de werkgever. Dat in de eerste plaats in de keuze voor de contracts- en uitvoeringsvorm, maar ook in de selectie van een passende lifecycle en (variabele) uitkeringsvorm.
Min of meer los van de transitie, maar zijdelings desalniettemin ook relevant, publiceerde de AFM een onderzoek naar de premiehoogte in DC-regelingen. Dat onder meer als onderdeel van het thema grijze vlek, dat in de kamerbehandeling aan de orde kwam. Niet alleen is in Nederland sprake van een witte vlek (werkenden zonder pensioenopbouw), maar daarnaast is ook sprake van een grijze vlek: werkenden waarvan de pensioenregeling zodanig beperkt is dat deze voor een goede oudedagsvoorziening ontoereikend is. Het probleem daarvan wordt verergerd doordat deelnemers aan betreffende regelingen er regelmatig niet van doordrongen zijn dat hun pensioenregeling niet afdoende is. Vaak (maar niet altijd) betreft het DC-regelingen: bijna 70% van de deelnemers in die regelingen heeft een premiepercentage van 10% of minder. Daar moet overigens bij aangetekend worden (en de AFM doet dat ook) dat het soms gaat om regelingen met overwegend jonge werknemers. In het huidige stelsel, waarin premies leeftijdsafhankelijk zijn, moet het gemiddelde premieniveau worden bezien in relatie tot de gemiddelde leeftijd van de werknemers. In het nieuwe stelsel is dat niet meer het geval, en mede daarom kan met name voor werkgevers met veel jonge werknemers sprake zijn van een premiestijging.