Na herhaaldelijk verzoek vanuit zowel de Tweede als de Eerste Kamer heeft demissionair minister Schouten op 8 december een veelheid aan documenten over het onderwerp invaren openbaar gemaakt. Voor een belangrijk deel gaat het om documenten uit 2011, toen uiteindelijk werd geconcludeerd dat invaren juridisch onhaalbaar was. Dat onder meer omdat de noodzakelijkheid van het middel voor het ermee nagestreefde doel onvoldoende aangetoond werd geacht. Destijds was dat te bezien in de context van de reële ambitieovereenkomst. Daarin zou sprake blijven van een uitkeringsovereenkomst, waarin het garantiestreven dat het huidige stelsel kenmerkt zou komen te vervallen. De omzetting van rechten en aanspraken had dan ook een geheel ander karakter dan die in de WTP, zodat destijds getrokken conclusies weliswaar relevantie behouden maar nu niet identiek hoeven te zijn. De Raad van State heeft de onderbouwing van de wijze waarop collectief invaren voor de WTP is vormgegeven onderschreven.
In een brief van 21 december heeft de minister laten weten de integrale adviezen ter vertrouwelijke inzage aan te bieden aan kamerleden. Dit onder meer naar aanleiding van een verzoek daartoe van de kamerfractie van NSC, in voorbereiding op het kamerdebat dat inmiddels gepland is voor woensdag 17 januari. In dat debat zal NSC pleiten voor een deelnemersreferendum over het invaren. In haar brief geeft de minister haar bedenkingen daarover weer. Zo is niet gezegd dat een dergelijk referendum representatief zal zijn, en kan de uitslag van een referendum gevolgen hebben voor eerder genomen stappen, zoals de keuzes in het licht van het transitieplan of extra indexaties in 2022 en 2023, die toegekend zijn vooruitlopend op een invaarbesluit.