In de brief van 21 december schetst de minister de voortgang van de transitie naar de WTP. Van 18 fondsen is bekend dat zij transitieplannen hebben gepubliceerd of als onderhandelingsresultaat hebben voorgelegd. Het betreft overigens in alle gevallen bedrijfstak- of beroepspensioenfondsen. De toedracht daarvan is naar onze inschatting dat daar, in de regel, minder sprake is (of lijkt te zijn) van potentiële belangenconflicten tussen de partijen die het transitieplan overeenkomen en de fondsbelangen dan bij ondernemingspensioenfondsen het geval is. Ook is voortzetting in het huidige fonds voor ondernemingspensioenfondsen niet altijd even evident als bij verplichtgestelde fondsen. In de gepubliceerde transitieplannen vallen onder meer de grote verschillen in de nettoprofijteffecten op. De renteniveaus in de q-sets hebben in de meeste gevallen tot gevolg gehad dat het fondsbeleid ten behoeve van de doorrekeningen is gecompleteerd, omdat het beleid niet voorzien was op dergelijke hoge rentes.
Uit informatie die DNB uit de sector ophaalde bleek eerder al dat fondsen hun beoogde transitiemomenten wederom wat hebben opgeschoven, zodat het aantal fondsen dat in 2025 verwacht over te gaan naar het nieuwe stelsel is afgenomen van 33 naar 25. Geen enkel fonds verwacht meer in 2024 over te gaan. Het zwaartepunt zal naar verwachting in 2026 liggen. Ongeveer drie kwart van de fondsen (en APF-kringen) verwacht in te zullen varen.
De Raad van State heeft aangegeven bezwaren te hebben tegen het verwijderen van de transitiemijlpalen uit de wetsteksten en het opnemen ervan in een maatregel van bestuur, zoals het ministerie van plan was. Het wetsvoorstel dat dient om het uiterste transitiemoment van 1 januari 2027 door te schuiven naar 1 januari 2028 moet de kamer nog bereiken. De belangrijkste andere mijlpalen voor pensioenfondsen, die voor indiening van het transitie- en implementatieplan op respectievelijk 1 januari en 1 juli 2025, blijven vooralsnog ongewijzigd. WTW pleitte in de consultatie voor uitstel van die momenten. De inmiddels aangestelde regeringscommissaris, Fieke van der Lecq, zal er op toezien of daar op een later moment alsnog aanleiding toe is.