Recentelijk heeft de AFM het ‘Sectorbeeld pensioenen 2024’ gepubliceerd. Met deze publicatie deelt de AFM sectorbrede inzichten over belangrijke ontwikkelingen in de pensioenmarkt. Eveneens heeft de AFM enkele aandachtspunten gesignaleerd. In deze bijdrage gaan wij hier nader op in.
Het sectorbeeld is tot stand gekomen op basis van data van pensioenuitvoerders per einde 2022. Per die datum zijn er in Nederland in totaal 172 pensioenuitvoerders. De meeste (154) zijn pensioenfondsen. Noemenswaardig is dat 156 van de in totaal 172 pensioenuitvoerders die eind 2022 in Nederland actief zijn, een DB-regeling uitvoeren. Oftewel, negen van de tien pensioenuitvoerders heeft een DB-regeling in hun portefeuille. Ruim 88% van het Nederlandse pensioenvermogen bevindt zich eind 2022 dan ook in een DB-regeling.
Op basis van de data en inzichten uit dit sectorbeeld heeft de AFM vijf onderwerpen geïdentificeerd die aandacht behoeven van pensioenuitvoerders tijdens de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel.
01
Als gevolg van de omzetting naar nieuwe pensioencontracten krijgt de meerderheid van de pensioengerechtigden op termijn een variabele pensioenuitkering. Een variabele uitkering heeft andere kenmerken dan een vaste uitkering. Om deze reden moeten pensioengerechtigden die door de stelselwijziging van een vaste naar een variabele uitkering gaan, tijdig correcte, duidelijke en evenwichtige informatie krijgen over deze verandering. In 2024 heeft de AFM een aantal aanbevelingen voor informatieverstrekking over (de aanpassing van) variabele uitkeringen gedaan (‘Informeer tijdig over aanpassingen pensioen’).
02
Bijna 1,3 miljoen deelnemers bouwen in 2022 pensioen op in een premieregeling met een staffelvolgende premie. De verwachting is dat tijdens de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel in veel van deze pensioenregelingen gekozen zal worden voor eerbiedigende werking. Aan het gebruik van de eerbiedigende werking kunnen negatieve gevolgen zitten. De AFM vindt het van belang deelnemers tijdig te informeren bij gebruik van eerbiedigende werking omdat het impact kan hebben op hun pensioen. De AFM roept op daarbij mee te nemen wat de gevolgen zijn bij eventuele uitdiensttreding.
03
Met de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zal het aantal deelnemers met beleggingsvrijheid naar verwachting toenemen. Sociale partners en/of werkgevers die overgaan naar een flexibele premieregeling kunnen namelijk kiezen om deze keuzemogelijkheid aan hun deelnemers aan te bieden. Bij gebruik van beleggingsvrijheid geldt er een adviesplicht. Voor alle keuzes in de pensioenregeling gelden daarnaast informatieverstrekkingverplichtingen en is de keuzebegeleidingsnorm van toepassing op basis waarvan de pensioenuitvoerder de deelnemer in staat moet stellen om een passende keuze te maken.
04
De AFM roept pensioenuitvoerders op zich voor de overgang naar het nieuwe stelsel nogmaals in te spannen om het aantal niet opgeëiste pensioenen te verminderen. Het achterhalen van deelnemers met niet-opgeëiste pensioenen is in het belang van deelnemers en verhoogt de kwaliteit van de pensioenadministratie in aanloop naar de transitie. Daarnaast is een goede vastlegging van de niet-opgeëiste pensioenen van belang zodat deze niet wegraken tijdens transitie en ook daarna gemakkelijk te traceren zijn naar de desbetreffende deelnemer.
05
Uit een eerdere verkenning van de AFM bleek dat zeven op de tien deelnemers in een premieregeling een beschikbaar premiepercentage heeft van slechts 10% of minder. Daarmee lopen deelnemers het risico ten onrechte in de veronderstelling te verkeren een pensioen op te bouwen waarmee zij na pensionering in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De AFM heeft naar aanleiding van deze verkenning de pensioensector opgeroepen om met elkaar in gesprek te gaan over de analyses uit haar verkenning en na te gaan op welke manieren onrealistische verwachtingen bij deelnemers over hun pensioen kunnen worden voorkomen.