Op 1 oktober heeft de belastingdienst een vraag en antwoord gepubliceerd over de premiesystematiek in het nieuwe stelsel. Deze uiting bevestigt dat componenten buiten de netto spaarpremie niet mogen leiden tot verhoging van de uitkeringen voor ouderdomspensioen of partnerpensioen dat ingaat na de pensioenleeftijd.
Die uiting heeft naar onze lezing een aantal belangrijke consequenties voor de balansvoering in het nieuwe stelsel. Zo volgt hieruit dat aanvullingen van het eigen vermogen (dan wel, indien en voor zover daarvan onderscheiden, de operationele reserve) niet kunnen leiden tot verhogingen van de persoonlijke pensioenvermogens. De operationele reserve voor zover op het transitiemoment gevormd uit fondsvermogen kan afgaande op de Q&A daarover van DNB worden beschouwd als uitzondering daarop: indien op voorhand benoemd kan dat deel van het eigen vermogen, als geconcludeerd wordt dat risico’s waarvoor de reserve was gevormd zich niet hebben gematerialiseerd, wel vrijvallen aan persoonlijke pensioenvermogens.
Tevens volgt uit deze uiting indirect dat toekomstige uitvoeringskosten niet uit kapitalen kunnen worden gefinancierd, zodat (zoals dat ook uit artikel 2 van het Besluit financieel toetsingskader volgt) er een separate kostenvoorziening voor risico fonds nodig blijft. De belastingdienst geeft aan dat een eventueel overschot kan worden verrekend met een lagere premiestelling in de toekomst.
Ten derde kan worden geconcludeerd dat resultaten op risicodekkingen (zijnde de verschillen tussen schade enerzijds en premie anderzijds) via het eigen vermogen dienen te verlopen, en niet met biometrische rendementen kunnen worden verrekend. De belastingdienst geeft aan dat een potentieel overschot kan worden verrekend met een lagere premiestelling in de toekomst.